Bijlage 5 Uitgangspunten begroting 2025-2028

Uitgangspunten begroting 2025 - 2028

Terug naar navigatie - Uitgangspunten begroting 2025 - 2028

De begroting 2025-2028 is opgebouwd naar de volgende uitgangspunten:

1.    De (financiële) basis van de begroting wordt gevormd door de stand van de eerste prognose 2024-2026. Hierin zijn verwerkt:
a.    De financiële baten en lasten van het bestaande (door de raad vastgestelde) beleid.
b.    De kapitaallasten van de (door de raad geaccordeerde) voorgenomen investeringen.
c.    Structurele bijstellingen naar aanleiding van de jaarrekening 2023 en structurele autonome ontwikkelingen ten opzichte van de begroting 2024-2027 zoals bekend tot en met juni 2024.
d.    De basis voor de jaarschijf 2028 wordt gevormd voor de jaarschijf 2027 en gecorrigeerd voor bekende ontwikkelingen, zoals fluctuaties in de algemene uitkering en de kapitaallasten.

2.    Algemene uitkering (opnemen brief provincie: richtlijnen opschalingskorting, versnelde invoering algemene uitkering, indexatie Wmo en jeugd):
a.    Raming is op basis van de meicirculaire 2024.
b.    Ramingen zijn naar constante prijzen. Dat wil zeggen dat alleen in het begrotingsjaar budgetten worden gecorrigeerd voor inflatie (zowel aan de lasten- als aan de batenkant). Voor de jaren erna worden de budgetten (voor wat het prijsdeel betreft) constant gehouden in de programmabegroting.
c.    Hervormingsagenda Jeugd: in de meicirculaire 2024 is opgenomen dat de geraamde extra besparing van het Rijk van € 500 miljoen voor 2025 komt te vervallen, omdat de maatregelen die tot besparing moeten leiden nog niet zijn gerealiseerd. Uitgangspunt is dat het vervallen van de extra korting geen budgettair effect heeft.
d.    Met eventuele effecten van de herverdeling van het gemeentefonds hebben we geen rekening gehouden.
e.    Aantallen/hoeveelheden (bijvoorbeeld inwoners, woningen, bijstandsgerechtigden) zijn aangepast naar de actuele stand. Op nog te realiseren groei wordt niet geanticipeerd. Dat doen we in onze begroting namelijk ook niet aan de lastenkant.
f.    De omvang en verdeling van de algemene uitkering gaat de laatste jaren gepaard met grote onzekerheden. Wanneer hiertoe aanleiding is, bijvoorbeeld voornemens van het Rijk die nog niet zijn vertaald in de meicirculaire maar wel van belang zijn voor de financiële positie, wordt vooraf actief overleg gezocht met de provincie over de specifieke uitgangspunten voor het ramen van de algemene uitkering.
Van alle mutaties in de algemene uitkering wordt beoordeeld of hier ook extra lasten tegenover staan, bijvoorbeeld bij een nieuwe taak. Wanneer dit duidelijk is, wordt het betreffende bedrag ook toegevoegd aan het betreffende beleidsveld. Wanneer dit nog onzeker is en nader moet worden uitgezocht, wordt het bedrag binnen de begroting op een afzonderlijke stelpost gereserveerd.

3.    Lonen van eigen personeel:
a.    Uitgangspunt is de loonsom 2023, gebaseerd op de formatie per 31 december 2023 en inclusief de laatst vastgestelde cao. Deze is met 4,4% geïndexeerd voor 2025.
b.    Voor de jaren 2025 en verder hebben we geen toename van de loonsom geraamd, behalve daar waar extra formatie is aangevraagd.

4.    Inhuur:
a.    Dit bedrag wordt niet geïndexeerd. 

5.    Prijzen:
a.    Budgetten worden niet geïndexeerd, dus niet verhoogd met inflatiecorrectie. 
b.    ROVA: de door ROVA aan ons doorgegeven begrote indexering van de bijdrage voor afvalverwerking en Beheer Openbare Ruimte (BOR) 2025 bedraagt 5,61%. Er is geen rekening gehouden met een nog te realiseren (BOR) areaaluitbreiding.  

6.    Subsidies en bijdragen aan derden:
a.    Alle subsidies worden verhoogd met het percentage conform het CBS-indexcijfer voor cao-lonen, contractuele loonkosten en arbeidsduur. Voor 2025 is dat 6,7%. 
b.    Bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen worden geraamd conform hun begroting 2025.
c.    Overige bijdragen: de begroting voor SW-personeel is conform de opgave salarisadministratie Berkelland. Loonkosten van dit personeel is jaarlijks geïndexeerd met 3,5%. 

7.    Financieringsrente:
a.    Het gemiddelde rentepercentage op langlopende geldleningen bedraagt 3,04%.
b.    We gaan bestaande langlopende geldleningen niet herfinancieren in verband met de hoge renteboete.
c.    We gaan ervan uit dat we maximaal financieren met 'kort geld', oftewel met een looptijd korter dan een jaar. Voor de gemeente Winterswijk gaat het om € 10,8 miljoen. 
d.   Voor nieuw aan te trekken langlopende geldleningen hanteren we vanaf 2024 het uitgangspunt dat het rentepercentage 3,5% bedraagt.
e.    We berekenen geen rente over ons eigen vermogen (bespaarde rente). 

8.    Renteomslag:
Dit is het rentepercentage dat wordt toegepast voor de doorberekening van financieringskosten.
a.    Intern rentepercentage grondexploitatie is 2%.
Dit percentage wordt aan de grondexploitaties doorberekend over de boekwaarde. Voor de berekening van dit percentage zijn wij gebonden aan voorschriften uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
b.    Intern rentepercentage overige activa is 2%.
In de begroting 2025, paragraaf financiering, nemen we het voorgeschreven renteschema cf. BBV-notitie rente op.


9.    Belastingen en heffingen: 

Soort belasting of heffing (Maximaal) 100% kostendekking Indexering op basis van %*
OZB   X
Afvalstoffenheffing X  
Riool- en waterzorgheffing X  
Precariobelasting    
Leges (vergunningen, waaronder APV) X  
Toeristenbelasting   Afwijkend
Forensenbelasting   Afwijkend
Grafrechten X**  
Reclamebelasting   Afwijkend

*Tenzij omstandigheden anders bepalen (separate besluitvorming hierover ligt altijd bij de raad) vormt het inflatiecijfer van het CPB uit de meicirculaire (jaar voor begroting) de basis voor de indexering.

**De tarieven worden jaarlijks vastgesteld. In principe geldt hiervoor 100% kostendekkendheid, die echter op dit moment niet wordt gehaald omdat de tarieven dan teveel stijgen c.q. afwijken van gemiddelden.

a.   Alle belastingen en lokale heffingen worden in de begroting geraamd op basis van bijvoorbeeld het aantal verwachte verstrekkingen of overnachtingen, in combinatie met c.q. dan wel de begrote opbrengst van het vorige jaar. Na besluitvorming over de begroting stelt de raad in december altijd alle nieuwe tarieven vast.
b.   Voor de OZB geldt dat we uitgaan van de bestaande opbrengst, vermeerderd met het indexcijfer (meicirculaire: 2,8 %) en eventuele uitbreiding van woningen en/of bedrijven. Voor waardestijgingen wordt het OZB-tarief dan verlaagd. 
c.   Voor de toeristenbelasting (waarvan de forensenbelasting is afgeleid) gold de afspraak om deze niet te indexeren. Deze worden niet verhoogd in 2025.
d.   De reclamebelasting wordt één op één doorbetaald aan Stichting Ondernemersfonds Winterswijk. Daarom vindt vaststelling van het tarief in overleg met hen plaats.
e.   Afvalstoffenheffing: 100% kostendekkend.
f.    Rioolrecht: We wijken af van volledige kostendekkendheid om te voorkomen dat de tarieven rioolheffing buitenproportioneel stijgen. In 2025 zoeken we naar mogelijkheden om de kosten zodanig te beheersen dat de kaders van het GWP overeind blijven en geen extra beslag wordt gedaan op de algemene middelen of een meer dan trendmatige tariefstijging nodig is.
g.   Grafrechten: de tarieven worden in 2025 niet verhoogd. In 2022 is er een nieuwe tarieventabel ingevoerd, waarbij de tarieven gewijzigd zijn. Er wordt voorgesteld om in 2025 indexering achterwege te laten.
h.   Marktgelden: onze inzet is dat we in 2025 verhogen naar een kostendekkend niveau, we zijn in overleg met de marktvereniging.
i.    Leges algemene dienstverlening: de niet door het Rijk gemaximeerde leges worden geïndexeerd met 2,8 %.
j.    Leges omgevingsvergunning: binnen het ruimtelijk domein kunnen de leges worden verhoogd tot maximaal kostendekkend. De meest substantiële legesinkomsten worden gehaald uit de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit (RO), en in mindere mate uit de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit (onder andere vanwege de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen). De vaste prijzen voor leges worden geïndexeerd en de percentages in relatie tot de bouwsom blijven gelijk, aangezien de bouwkosten al stijgen als gevolg van inflatie.
k.    Huren en pachten: op basis van de afspraken zoals opgenomen in de betreffende overeenkomst.

10.    Structurele dekking uit reserves:
a.    € 15.000 met ingang van 2021 gedurende twintig jaar uit de reserve dekking kapitaallasten ter dekking van de kapitaallasten Notaristuin. Zodra deze dekking eindigt, zijn ook de kapitaallasten vervallen.

11.    Grondexploitatie:
a.    We actualiseren grondexploitaties voor de MPG en gebruiken die als basis voor de begroting 2025.