Bijlage 5 Uitgangspunten begroting 2023 - 2026

Uitgangspunten begroting 2023 - 2026

Terug naar navigatie - Uitgangspunten begroting 2023 - 2026

De (financiële) basis van de begroting wordt gevormd door de stand van de 1e prognose 2022-2025. Hierin zijn verwerkt:
•    de financiële baten en lasten van het bestaande (door de raad vastgestelde) beleid;
•    de kapitaallasten van de (door de raad geaccordeerde) voorgenomen investeringen;
•    structurele bijstellingen naar aanleiding van de jaarrekening 2021 en structurele autonome ontwikkelingen ten opzichte van de begroting 2022-2025 zoals bekend tot en met juni 2022;
•    de basis voor de jaarschijf 2026 wordt gevormd voor de jaarschijf 2025 en gecorrigeerd voor bekende ontwikkelingen zoals fluctuaties in de algemene uitkering en de kapitaallasten.

Algemene uitkering
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron en wordt gebaseerd op de zogenaamde meicirculaire, welke geldt als 1 van de onderdelen in de toets door de provinciaal toezichthouder.

De begroting wordt opgesteld in zogenaamde ‘constante prijzen’, dat wil zeggen dat alleen in het begrotingsjaar budgetten worden gecorrigeerd voor inflatie (zowel aan de lasten als aan de batenkant). Voor de jaren erna worden de budgetten (voor wat betreft het prijsdeel) in de programmabegroting constant gehouden.

De omvang en verdeling van de algemene uitkering gaat de laatste jaren gepaard met grote onzekerheden. Wanneer hiertoe aanleiding is, bijvoorbeeld voornemens van het Rijk die nog niet zijn vertaald in de meicirculaire maar wel van belang voor de financiële positie, wordt vooraf actief overleg gezocht met de Provincie over de specifieke uitgangspunten voor het ramen van de algemene uitkering.
Van alle mutaties in de algemene uitkering wordt beoordeeld of hier ook extra lasten tegenover staan, bijvoorbeeld bij een nieuwe taak. Wanneer dit duidelijk is wordt het betreffende bedrag ook toegevoegd aan het betreffende beleidsveld. Wanneer dit nog onzeker is en nader moet worden uitgezocht, wordt het bedrag binnen de begroting op een afzonderlijke stelpost gereserveerd.

Belastingen en lokale heffingen

  

Soort belasting of heffing

(maximaal) 100% kostdekking

indexering o.b.v. %*
OZB   X
Afvalstoffenheffing X  
Riool- en waterzorgheffing X  
Precariobelasting   X
Leges (vergunningen w.o. APV) X  
Toeristenbelasting   afwijkend
Forensenbelasting   idem
Begraafrechten X**  
Reclamebelasting   afwijkend

*tenzij omstandigheden anders bepalen (separate besluitvorming hierover ligt altijd bij de raad) vormt het inflatiecijfer van het CPB uit de meicirculaire (jaar voor begroting) de basis voor de indexering.
** de tarieven worden jaarlijks vastgesteld, in principe geldt hiervoor 100% kostendekkendheid welke echter op dit moment niet wordt gehaald omdat de tarieven dan te veel stijgen c.q. afwijken van gemiddelden.

Alle belastingen en lokale heffingen worden in de begroting geraamd op basis van bijvoorbeeld het aantal verwachte verstrekkingen of overnachtingen, in combinatie met c.q. dan wel de begrote opbrengst van het vorig jaar. Na besluitvorming over de begroting stelt de raad in december altijd alle nieuwe tarieven vast.

Voor de OZB geldt dat we uitgaan van de bestaande opbrengst vermeerderd met het indexcijfer en eventuele uitbreiding van woningen en/of bedrijven, voor waardestijgingen wordt het OZB-tarief dan verlaagd. Voor de toeristenbelasting (waarvan de forensenbelasting is afgeleid) geldt dat er momenteel afspraak bestaat om deze niet te indexeren. Omdat de reclamebelasting 1 op 1 wordt uitbetaald aan de ondernemers vindt vaststelling van het tarief in overleg met hen plaats.


Huren en pachten
Op basis van de afspraken zoals opgenomen in de betreffende overeenkomst.

Prijsindexcijfer voor de lasten (exploitatie en investeringen)
De begroting is opgebouwd uit een grote hoeveelheid en diversiteit aan budgetten die zowel direct als indirect worden vastgesteld. Een voorbeeld van indirecte budgetten zijn de bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen. De gemeentelijke bijdrage in de begroting hieraan (inclusief prijsbijstelling) wordt gebaseerd op de begroting zoals die door het bestuur van de gemeenschappelijke regeling wordt vastgesteld.

Voor overige kostenposten gelden de volgende uitgangspunten:
•    onderhoudscontracten, bijvoorbeeld ROVA: bepaling in betreffende contract is leidend:
•    personeelslasten (laatst bekende of verwachte CAO);
•    subsidies: jaarlijkse indexering o.b.v. CBS-indexcijfer, het college stelt op basis daarvan vervolgens de subsidieplafonds vast;
•    overige budgetten (reële raming o.a. op basis van laatste jaarrekening i.c.m. een inschatting voor de komende jaren, bijvoorbeeld de zorgkosten.

Ten aanzien van de meerjarige investeringen (die worden geactiveerd) geldt dat de opgenomen investeringsbedragen jaarlijks worden geïndexeerd met in principe het percentage zoals berekend door het CPB en gepubliceerd in de meicirculaire. Het doel hiervan is een zo goed mogelijke inschatting van de toekomstige kapitaallasten als onderdeel van de totale meerjarig begrote lasten. Exacte ramingen zijn niet te maken, de definitieve investering hangt namelijk af van de uiteindelijke aanbestedingen ten aanzien van deze investeringen.

Afschrijving- en rentelasten (kapitaallasten)
In de meerjarenbegroting wordt rekening gehouden met de kapitaallasten in het eerste jaar nadat de investering in gebruik is genomen.

(Vervangings)investeringen zijn geen onderdeel van het programma maar zijn opgenomen in een afzonderlijk investeringsprogramma waarbij is aangegeven op welk programma en beleidsveld de investeringen betrekking hebben. De kapitaallasten van een investering zijn wel onderdeel van het betreffende beleidsveld. Bij de investeringen is tevens opgenomen wat de verwachte duur van de betreffende investering is (uitgangspunt is 2 jaar tenzij anders aangegeven). Het betreffende krediet kan dan ook tijdens die jaren worden ingezet waardoor er geen noodzaak is deze over te hevelen naar een volgende jaar. Bij de jaarrekening wordt de feitelijke stand van zaken op 31-12 van de betreffende investering toegelicht.

Grondexploitatie
Voor de projecten binnen de grondexploitatie geldt dat deze jaarlijks (via de door de raad vast te stellen Meerjaren Prognose Grondexploitaties) worden geactualiseerd. In de begroting worden de grondexploitaties ‘neutraal’ verwerkt. Dat wil zeggen dat in de begroting niet wordt geanticipeerd op winst of verlies. Dit geschiedt bij de jaarrekening omdat het telkens om incidentele bedragen gaat. Bij een voorzien verlies wordt in dat geval een voorziening getroffen en de zogenaamd POC-methode wordt gehanteerd om te bepalen of er sprake is van winstneming.

Bovenstaande uitgangspunten zijn leidend geweest voor de zogenaamde autonome ontwikkelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen.

 

x € 1.000 2023 2024 2025 2026
Baten
Algemene uitkering gemeentefonds 6.987 8.878 10.662 5.881
Prijsindex OZB (3%) 254 254 254 254
Omgevingswet (hogere leges) 25 175 214 15
Riool (klimaatmaatregelen onder nieuw) 32 390 402 389
Lasten
Herberekening kapitaallasten 306 -56 -116 -714
Begraafplaats (saldo extra lasten en baten) -131 -131 -131 -131
Participatie (WSW) -107 -163 -207 -17
Uitvoeringskosten Fijnder -292 -292 -292 -292
Schuldhulpverlening (w.o. Stadsbank) -66 -66 -66 -66
Bijdrage VNOG (brandweer) -98 -98 -98 -98
Wegen en openbare verlichting -345 -345 -345 -345
Mobiliteitsplan -35 0 0 0
Openbaar groen -305 -201 -201 -201
Speelterreinen -30 0 0 0
Omgevingsdienst Achterhoek -86 -86 -86 -86
Doelgroepenvervoer (o.a. leerlingen) -99 -99 -137 -137
Indexering lokale instellingen en verenigingen -123 -121 -120 -68
Bijdrage GGD -67 -59 -54 -45
WMO -233 -233 -233 -233
Jeugdhulp -1.246 -1.246 -1.246 -1.246
Gemeentebestuur (oa extra wethouder) -211 -199 -198 -227
Gebouwen en sportcomplexen -213 -229 -229 -229
Grenzhoppers en samenwerking -45 0 0 0
Toeristisch recreatief beleid -30 0 0 0
CAO-stijging personeel (3,5%) -629 -626 -636 -622
Overige (w.o. algemene organisatiekosten) -274 -194 -225 -146
Totaal autonoom 2.940 5.254 6.913 1.637